woensdag 30 januari 2013

Brokstukken

Gebroken zat hij in zijn leren stoel.
Een boom van een kerel.
Actief op alle fronten.
Lid van diverse commissies, medewerker in allerlei vormen van sociaal werk - een man van belang.
Maar wie hem nu zou zien, zou niet meer zeggen dat dit de fiere chef was, de supermanager, de alom gerespecteerde bedrijfsleider.
Gebroken, zo trof ik hem aan.
Hij had ontslag gekregen. Nu ja, ontslag...
Hij was er uit gewerkt. Zeg maar: weggepromoveerd.
Het leek allemaal van een leien dakje te gaan, jaren lang.
Hij had als een paard gewerkt, zich voor tweehonderd procent ingezet. Hij had extra cursussen gedaan, een aanvullende opleiding genoten. Hij had promotie gemaakt, hij was overgeplaatst naar een groter filiaal. Hij was opvallend goed geweest, een voortreffelijk manager.
hij had goed verdiend. Steeds een beetje meer.
Ze hadden een huis gekocht. Vrijstaand. Later een nog grotere villa.
Zeker, hij had ook giften gegeven.
Een egoïst was hij zeker niet.
Nooit deed je tevergeefs een beroep op hem. Hij hielp waar hij maar helpen kon.
Altijd.

Toen was de fusie gekomen.
Een pracht kans voor het bedrijf!
Ze hadden met elkaar een prima plan gemaakt.
Ja, er moesten koppen rollen, dat wist je van tevoren.
Er kwamen werkbesprekingen, evaluatierapporten, functioneringsgesprekken.
Hij had zich geen zorgen gemaakt. Het was altijd al goed gegaan. Het zou nu ook wel goed aflopen.
Maar het liep niet goed af.
Er waren toch een paar minpunten geweest.
Er waren anderen geweest met grotere capaciteiten, betere opleidingen, meer ervaring.
Ze hadden hem nog wel een aardige baan aangeboden en even leek dat een behoorlijke troostprijs.
Lang duurde het niet. Hij knapte er op af. Het ging niet meer.
Hij liep de deur plat bij de dokter. Klachten hier, klachten daar.
Toen kwam het ziekteverlof.

Zijn vrouw werd er gek van. Dag in dag uit een gefrustreerde man over de vloer!
Ze hield het niet meer vol, zocht werk, een baantje, het kon haar niet schelen wat.
Ze vond het niet. Jonge meisjes waren goedkoper.
Op een keer vluchtte ze.

De volgende dag belde zijn dochter.
Ze kwam voorlopig niet meer terug, zei ze.
Ze kon er niet meer tegen.

Gebroken zat hij in zijn stoel.
Huilen kon hij niet.
De tranen wilden niet komen.
Hij had het niet verdiend, vond hij. Had hij daar nu zo lang hard voor gewerkt? Was dat nu de dank voor al die jaren waarin hij zich aan de zaak gegeven had? Zijn leven was kapot. Eén grote puinhoop.
Brokstukken waren er nog van over. Meer niet.
Zij hele leven was aan diggelen gegooid.
En God?
Altijd had hij gebeden, was hij naar de kerk gegaan, had hij de Bijbel gelezen - zijn leven lang.
Waar was nu die God, op wie hij vertrouwde?
Aan diggelen was ook zijn geloof.
En zo zat hij daar nu, met de brokstukken van zijn leven...

Of ik nog een kop koffie wilde.
Hij rommelde wat in de keuken. Even later kwam hij terug, een gebogen gestalte. Hij zette de kopjes op de salontafel.
"Mooie tafel", zei ik.
"Ja, dat is waar", zei hij, peinzend.
"Die tafel is net als mijn leven: brokstukken zijn het, ziet u wel? Misschien wel twintig stukken, groot en klein, kapotgevallen marmer..."
Hij ging weer zitten in zijn stoel, zijn ogen gericht op de tafel.
Lang was het stil. Toen knikte hij en zei:"U hebt gelijk. Het is tóch een mooie tafel..."

Uit 'Dichterbij aan de overzij' van A.F. Troost.


2 opmerkingen:

  1. Ik heb nog een dagboek van A.F. Troost boven liggen, ik ga gelijk zoeken...
    Dank!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Leuk dat je steeds een reactie plaatst. Ik vond dit wel een treffend stukje: Toch een mooie tafel.

    BeantwoordenVerwijderen